Verschenen in: De Wereld van het Jonge Kind, oktober 2005
Het overgrote deel van de kinderen heeft – van nature – affiniteit met natuur en het vrije buitenspel in de natuur (‘biophilia’). Voor hen is natuur primair doe-natuur, maar biedt ook plekken om weg te dromen. ‘Kijkgroen’ is aan hen niet besteed, is alleen maar frustrerend. ‘Wilde landjes’ hebben als kinderen de keus hebben de voorkeur boven een speeltuin met toestellen. Wat kinderen daarin aantrekt is het open karakter van het materiaal dat daar in grote hoeveelheden beschikbaar is, de grind waarin je kunt graven, bomen, water, etc. Er is een samengang van veiligheid/ vertrouwdheid en avontuur. Zulke plekken bieden vele ontwikkelingsstimulansen voor een brede ontwikkeling en voor het ontstaan van verbondenheid met natuur. Dergelijke ervaringen komen echter steeds meer in de knel, meer negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen en ? op termijn ? ook voor de natuur: minder draagvlak voor natuur in de toekomst. Goed ontworpen schoolnatuurtuinen en natuurspeelplaatsen zijn een goed alternatief voor de ‘wilde landjes’.