Verschenen in: De Wereld van het Jonge Kind, mei 2008
In de wereld van de landschapsarchitecten spreekt men wel van een ’theory of loose parts’ – een theorie van losse dingen. Losse dingen – zoals bladeren, takken, stenen – zijn gemakkelijk en op vele wijzen te hanteren en te combineren en stimuleren daardoor de creativiteit meer dan statische structuren. Dat geldt ook van materialen als grond/zand, die gemakkelijk te vormen en in combinatie met andere dingen te gebruiken zijn. Dat geldt ook voor water.
Deze theorie wordt beschreven voor de buitenruimte van een school: onder andere het maken van ‘heksensoep’ en mandala’s en het bouwen van een prehistorisch huis.